De Sherrykuur – deel 2

Om meer zekerheid te krijgen over de vraag of het sherrydieet op grote schaal gevolgd werd – iets wat je zou denken gezien de hardnekkige grapjes die je er nog steeds over hoort – en om überhaupt meer over het sherrydieet te weten te komen, besloot ik dagbladen uit de periode 1950 tot 2000 te onderzoeken op de woorden sherrydieet en sherrykuur. Dit kan prima via de zoekmachine Delpher.nl van de Koninklijke Bibliotheek. Delpher bevat ‘miljoenen historische kranten, boeken en tijdschriften uit de collecties van bibliotheken, archieven en wetenschappelijke instellingen.’ Een nadeel is dat de krantencollectie loopt tot het jaar 2000, dus de afgelopen 22 jaar kunnen we op deze manier niet onderzoeken. Heel erg is dit niet, omdat we toch vooral willen weten hoe bekend het sherrydieet in de jaren vijftig tot en met de jaren tachtig was. Dat was immers de periode waarin de oma’s, tantes en moeders volop dit dieet zouden hebben gevolgd.

In eerste instantie zocht ik op het begrip ‘sherrykuur’. Dat woord komt in de periode 1950 tot 2000 165 keer voor in de collectie kranten van Delpher, 136 keer in een krantenartikel en 29 keer in een advertentie. De meeste vermeldingen vinden we in de jaren ’60: in totaal 61 (34 artikelen, 27 advertenties). In de jaren ’70 komt sherrykuur 36 keer voor, in de jaren ’80 net iets vaker, namelijk 42 keer, in de jaren ’90 slechts 20 keer. De term ‘sherrydieet’ tellen we slechts 39 keer vanaf 1959 tot aan het jaar 2000. Hieruit maak ik op dat we het begrip sherrykuur als de reguliere term in die periode kunnen beschouwen. Het begrip sherrydieet werd aanzienlijk minder gebruikt. Dat je tegenwoordig meestal het woord sherrydieet hoort, zou kunnen worden verklaard uit het feit dat het begrip ‘kuur’ nu gedateerd klinkt.

De jaren 60, 70 en 80 zouden we kunnen beschouwen als de hoogtijjaren van het sherrydieet. Toch is het aantal vermeldingen in dagbladen niet hoog. Een totaal van 34 artikelen in de periode 1960 tot 1970 (advertenties niet meegerekend), in alle dagbladen van Nederland, dus 3 à 4 artikelen per jaar is niet echt veel.  Ter vergelijking: het woord ‘sherry’ komt in de jaren zestig in landelijke krantenartikelen volgens Delpher 2778 keer voor. Dus ruim 80 keer per jaar. Aanzienlijk meer. In dezelfde periode van 10 jaar vinden we bijna 17.000 vermeldingen van het woord ‘wijn’ en 27.000 keer het woord ‘bier’.

Mijn conclusie is dat de sherrykuur zeker bekendheid genoot in de laatste vier decennia van de vorige eeuw, maar dat de aandacht die het dieet kreeg, afgeleid van het aantal vermeldingen in krantenartikelen, niet bijzonder groot was. Zeker niet als je in ogenschouw neemt hoeveel mensen nu nog de term sherrydieet kennen. Het zou natuurlijk goed kunnen dat het woord sherrykuur of -dieet vooral in het mondelinge discours vaker gebezigd werd, op feestjes, bij de kapper, in de voetbalkantine. Toch denk ik dat het aantal vermeldingen in dagbladen als een afspiegeling van de bekendheid van het begrip sherrykuur kunnen beschouwen. Dus je zou kunnen concluderen dat het begrip sherrykuur bekend was bij de meeste mensen, maar dat het dieet niet zo vaak gevolgd werd als je zou denken.

Mijn zoektocht naar het woord sherrykuur in de dagbladen was chronologisch. Het artikel van Jeanne Roos uit januari 1959 was de eerste keer was dat de sherrykuur genoemd wordt. Volgens haar is de kuur overgewaaid uit Amerika: op zich een interessant gegeven, want het roept de vraag op of sherry in de Verenigde Staten bekend was in de jaren vijftig van de vorige eeuw en of het daar goed verkrijgbaar was. Maar dat is iets voor een ander onderzoek.

De manier waarop Jeanne Roos erover schrijft, doet vermoeden dat de kuur al enige bekendheid genoot. Maar het is een raadsel waar het sherrydieet in 1959 opeens vandaan kwam. De sherrykuur komt dat jaar overigens slechts vijf keer voor in landelijke en regionale kranten, waarvan slechts twee keer in een landelijk dagblad (Het Parool en De Telegraaf).

Meer over de sherrykuur in 1959

Na het stuk van Roos is het volgende krantenartikel waar de sherrykuur opduikt een interview met zangeres Teddy Scholten en haar man Henk in de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 20 maart 1959. Teddy Scholten won dat jaar het Eurovisiesongfestival met het lied ’n Beetje. Henk Scholten was ook zanger en schreef liedjes.

Nederlandse finale Songfestival 1959; v.l.n.r. Corry Brokken, Teddy Scholten en Greetje Kauffeld

Onder het kopje ‘Sherry met kaas’ lezen we dat het echtpaar Scholten na de voorstelling graag een glaasje wijn drinkt en een stukje kaas eet. ‘Daar teer je een hele dag op’, zegt Henk Scholten. Bedoelt hij dat hij de volgende dag weinig eet omdat hij teert op het blokje kaas van de avond ervoor? In ieder geval ‘plaagt’ Teddy: ‘Vanavond krijg je geen kaas’, waarop Henk ‘somber’ zegt: ‘Ik doe een sherrykuur […] om te vermageren. Maar het is wel een dieet, dat uit te houden is’.

Dat Henk ’s avonds geen kaas krijgt, klopt met het dieet: ’s avonds alleen koffie en een eitje. De krant vervolgt met de mededeling dat Teddy nog een glaasje sherry inschenkt: ‘het laatste, want over tien minuten moet ze naar de kapper en daarna full speed naar Hilversum voor een opname.’

We hebben hier te maken met een eerste openbare vermelding van de kuur in een dagblad door iemand (een min of meer bekende Nederlander ook nog) die hem volgde. Tegelijkertijd lezen we dat sherry een bekende en populaire drank was in 1959, in ieder geval bij de familie Scholten, die overigens graag naar Spanje gingen om vakantie te houden, lezen we verderop in het artikel.

Eind 1959 duikt de sherrykuur op in de column ‘Dingen die voorbijgaan’ van Eric Sorel (in Het Binnenhof, Katholiek dagblad voor Zuid-Holland). Sorel, een pseudoniem van journalist Leo Thuring, vertelt over afvallen in het algemeen en zijn eigen pogingen daartoe: ‘Persoonlijk heb ik mijn heil nog lange tijd gezocht in een sherrykuur, want kokos is wel gezond, maar je krijgt er zo’n droge mond van [er bestond ook een kokosdieet, MvH]. Ik had het recept van een vriend, die reeds zesentwintig maanden bezig was.’

Sorel voelde zich prima door de sherry: ‘Met enige overmoed sprong ik dan ook des zaterdags bij de drogist op de weegschaal. Ik was precies anderhalf pond aangekomen. Hierop heb ik de intentie van de kuur gewijzigd en wel in deze zin, dat ik de sherry voortaan alleen drink, omdat ik het lekker vind.’ Wat hier opvalt, is de ironische toon: meteen in 1959 werd het sherrydieet door sommigen reeds met argwaan bekeken.

Op 13 november 1959 lezen we in De Telegraaf in de rubriek ‘Post’ een korte ingezonden brief van mevrouw P. d’A. C.-S. te Amsterdam die opmerkt: ‘een sherrykuur zou ik nooit beginnen zonder overleg met mijn dokter. Die kan dan ook de duur van de kuur bepalen. Koffie en thee ZONDER SUIKER kunnen geen kwaad’. Blijkbaar bestond er bij sommigen zorg over het op eigen initiatief toepassen van de zeer caloriearme sherrykuur. Waarom de krant deze brief afdrukt is niet duidelijk. Ik denk trouwens dat de briefschrijfster met haar opvallende initialen niet anoniem was voor veel lezers.

De Sherrykuur in de jaren zestig

In de jaren zestig is het decennium waarin we, zoals gezegd, de meeste vermeldingen van de sherrykuur in de dagbladen vinden. In de landelijke dagbladen 21 keer in tien jaar. Dat is niet veel. Dit geringe aantal van iets meer dan twee vermeldingen per jaar staat in schril contrast tot de bekendheid die het begrip sherrydieet nu nog heeft, als ik af mag gaan op al die keren dat men er tegen mij over begon de afgelopen vijf jaar. In de regionale dagbladen is het nog minder, slechts 13 keer in tien jaar. En de toon van artikelen is ook begin 1960 al kritisch.

Advertentie in het Twentsch dagblad Tubantia uit 1964

Redacteur Cri Stellweg van de Arnhemsche Courant (9-1-1960): ‘Dan heb je de kuren. De sherrykuur bijvoorbeeld komt hierop neer: Als ieder fatsoenlijk mens aan de koffie zit, zit de kuurster aan de sherry en als i.f.m. aan de sherry zit, zit zij aan een zachtgekookt eitje. In drie dagen valt men gegarandeerd drie tot vier pond af. Sommigen brengen het zelfs tot zes & zeven pond! Maar na  drie dagen sherry loop je te watertanden naar zoiets simpels als een korst bruinbrood. O ja. er zijn vele wegen die naar de vermagering leiden, maar ze zijn alle haast onbegaanbaar door zelfverloochening en volharding.’

Het Parool van 25 mei 1960 besteedt uitgebreid aandacht aan ‘vermageren’ op de pagina ‘Voor de vrouw, maar voor haar niet alleen’. De grote kop van het artikel draait er niet omheen: ‘U bent te dik en wilt dieet gaan houden’. Redacteur d. V. (waarschijnlijk Marjolein de Vos, die verderop op deze pagina wel met naam genoemd wordt) schrijft een informatief stukje over zwaarlijvigheid en afvallen: ‘Het is m.i. ook onverstandig een kuur te doen, waarbij op één of twee dagen der week bijna niet gegeten mag worden (sherry-kuur e.d.). Natuurlijk hebben dergelijke kuren succes, maar op den duur zijn zij moeilijk vol te houden. Bovendien is het een nogal kostbare aangelegenheid.’

Wederom kwam de sherrykuur er niet goed vanaf. 

Voor en tegen

Debbie Drake tipt in Het Parool van 13 december 1963 in de rubriek ‘Voor de vrouw’ de sherrykuur als mogelijkheid om tussen ‘de ruïneuze sinterklaasweek’ en kerstmis wat gewicht kwijt te raken. Een dag later in het Democratisch-Docialistisch dagblad gooit auteur W. Levie het over een andere boeg. In een uitgebreid artikel over diëten wijst Levie op ‘de eigengereide onevenwichtige samenstelling van het dagelijkse menu bij mensen die op eigen houtje een veel te streng dieet volgen, een dieet dat niet vol te houden is’. Meer afvallen dan een kilo per week, vindt Levie, die voor dit artikel sprak met een internist niet verstandig. Het sherrydieet noemt hij een ‘modedieet’, dat ‘meestal te eenzijdig en te eentonig is’.

Levie won met zijn artikel de Jaarprijs van het Voorlichtingsbureau voor de voeding voor het beste publicatie op het gebied van voeding en voedselbereiding. Het artikel werd in zijn geheel nogmaals afgedrukt in het maandblad Ons gezin (jrg 30, 1964, no. 80).

Debbie Drake promoot het dieet nog een keer in Het Parool in januari 1964, nu door weer eens de samenstelling van de sherrykuur te vermelden. Zij doet dit omdat volgens haar sommigen ‘nog steeds’ schijnen te denken dat de kuur eruit bestaat van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat sherry te drinken. Een ‘hardnekkig misverstand’, volgens Drake. Dat kun je wel zeggen. Opvallend genoeg bestond dat ‘misverstand’, dat leidde tot het cliché van pimpelende huisvrouwen, in 1964 al.

Onder de kop ‘Vermageren in de mode – Succes blijft vaak uit’ besteedt ‘arts’ Corrie Visser in Het Parool van 30 april 1964 aandacht aan diverse diëten en hoe je op verstandige manier kunt afvallen. De sherrykuur noemt ze ‘goed voor wie in een paar dagen enkele ponden wil afvallen. Voor een langdurige kuur is zij niet geschikt. Denk niet dat het de sherry is die het hem doet. Het principe van dit dieet, zoals van alle andere diëten die goed zijn, is dat men te weinig calorieën opneemt. Daardoor wordt het lichaam gedwongen vet af te breken. Als men zich alleen onthoudt van de gebruikelijke borrel en in plaats daarvan sherry gebruikt, met het idee nu wel heel snel heel slank te zullen worden, dan is dat een foute opvatting.’

Nieuw kantoor van Het Parool in 1964

Blijkbaar waren er mensen die dachten dat de sherrykuur betekende dat je slechts nog sherry drinkt in plaats van andere alcoholische dranken. Opvallend is dat zij het heeft over sherry als vervanging van de borrel, een drank die volgens mij toch vooral door mannen werd gedronken. Waren er dus ook flink wat mannen die aan de sherry gingen omdat zij dachten dat ze daardoor zouden afvallen? Impliciet gaat dokter Visser er vanuit dat de sherry in het crash dieet (met ‘te weinig calorieën’) geen rol speelt in het afvallen. Blijkbaar is de functie van de sherry om het kuren dragelijk te maken? Het zou natuurlijk beter zijn om gewoon water te drinken. Maar waarschijnlijk was men in die tijd nog niet zo bezig met de ongezonde kanten van alcoholconsumptie. Al met al staat deze columnist-arts niet negatief tegenover het sherrydieet, maar aanbevelen doet ze het ook niet.

Een curieuze vermelding van sherry als kuurdrankje lezen we in de rubriek ‘Spreekkamer’ (De Telegraaf van 16 mei 1964) waarin vragen van lezers worden beantwoord door de ‘medische medewerker’. Iemand met overgewicht door ‘teveel vocht’ wordt geadviseerd om een zoutloos of zoutarm dieet te volgen met ‘matig vocht’, en ‘geen melk, kaas, pap, soep, hartige vleeswaren enz.’. Wel moet men dagelijks drie glazen sherry drinken. Het lijkt wel alsof sommigen geneeskrachtige of zelfs magische eigenschappen toekenden aan sherry wanneer men wil afvallen. Dat je geen soep, kaas en vleeswaren eet, wanneer je een zoutarm dieet volgt, begrijp ik nog, maar wat het nut is van het drinken van sherry is me niet duidelijk.

In Het Democratisch-Socialistisch Dagblad van 2 april 1965 vinden we wederom een kritischer benadering van het sherrydieet, dat daar ironisch ‘een wonderkuur’ wordt genoemd. In de rubriek ‘Dokter wat vindt u’ van H.L. Heijermans lezen we in een ingezonden brief: ‘de zogenaamde sherrykuur om te vermageren is een schoolvoorbeeld van een slecht middel. Alcohol is geen vermageringsmiddel, bovendien is drank aanbevelen als vermageringsmiddel een methode, die alcoholisme kweekt. Alcohol levert 5 calorieën per gram. Honderd gram sherry levert ongeveer 140 calorieën.’ Hoe deze berekening tot stand kwam weet ik. Blijkbaar gaat schrijver ervan uit dat er in 100 gram sherry 28 gram alcohol zit. Wat me te veel lijkt. Maar toch, het punt is duidelijk.

Sherry links en rechts

Wat opvalt is dat De Telegraaf, de krant die we als medium van rechts Nederlands kunnen beschouwen, steeds positief schrijft over de sherrykuur, terwijl andere dagbladen, meer in het midden of ter linkerzijde van het politieke spectrum, er kritischer over zijn. Hoe zou dat komen? Misschien ligt er een verklaring in het feit dat men in liberale kring altijd wat minder tegen alcoholgebruik (of moet je zeggen: wat meer vóór?) is geweest dan in linkse kringen, waar alcoholmisbruik vaker werd gezien als onderdeel van de zogenoemde ‘sociale kwestie’. De Telegraaf is vanaf 1971 trouwens ook de krant van het Stan Huygens Journaal, waarin door de ‘high society’ van Nederland flink wat wordt afgeborreld.

Hoe dan ook, in het volgende deel van dit blog, meer over de sherrykuur in de jaren 60 en 70, en over ons Koningshuis, waar naar het schijnt ook weleens een glaasje sherry werd gedronken.

Dagbladen in 1970

Médoc en meer

Afgelopen zomer was ik een aantal dagen in de Médoc, de beroemde Franse wijnstreek boven de stad Bordeaux. Het gebied ligt aan de noordoostelijke rand van een soort taartpunt – of misschien beter: een stuk brie – langs de linkeroever van de rivier de Gironde. Aan de westkant van de taartpunt ligt de Atlantische oceaan, met prachtige stranden. Het achterland van de zee is vlak met veel bos. Aan de oostkant heeft het landschap iets meer heuvels, maar die zijn niet hoog. Hier liggen beroemde ‘wijndorpen’ als Pauillac, Margaux en Saint-Éstephe. Tussen de dorpen liggen de chateaus, die langs de weg worden aangegeven met smalle, horizontale wegwijzers. Het is een waar walhalla voor een wijnnerd (zoals ik) die Médoc-wijnen tot zijn favorieten rekent.

Het lijkt wel een bedevaart als je langs al die grote namen rijdt. De chateaus zijn meestal statige, negentiende-eeuwse landhuizen, uitgevoerd in zandsteen, met keurig aangeharkte oprijlanen en zeer verzorgde wijngaarden. Wat me opviel is dat de dorpen zelf wat stoffiger zijn dan de chateaus: je ziet goed waar het geld zit. Dat is niet erg, het moet niet te netjes worden in Frankrijk. Hoewel het me dit keer opviel hoeveel verkeerspaaltjes, -drempels, -rotondes, -borden en -bordjes er zijn in de rijkere gebieden van Frankrijk, zoals de Médoc. Ook de Fransman heeft blijkbaar een bepaalde regelzucht.

Wat me ook opviel, is hoe rustig of zelfs saai de beroemde wijndorpen zijn. Veel is er niet te beleven. Of het moet de jaarlijkse kermis zijn, of weekmarkt. Al met al maakt het de Médoc tot een plezierige streek: niet druk, best mooi (je moet wel van wijngaarden houden), zee dichtbij, en ook de stad Bordeaux is de moeite van een bezoek waard.

Listrac-Medoc_i1140

Rijdend langs de chateaus kon ik mooi de wijnen turven die ik al eens heb gedronken: bijvoorbeeld Cos d’Estournel, Lynch-Bages, Branaire-Ducru, Pontet-Canet, ja zelfs Lafite-Rothschild, maar Mouton dan weer niet. Een heleboel andere ook niet, besefte ik. Maar het gaat me hier niet om de dure wijnen. Daar zijn al boeken over volgeschreven. En het is niet zo moeilijk een goede fles te kopen, op voorwaarde dat je minimaal €30 tot €40  betaalt (en naar een betrouwbare wijnhandelaar gaat). Wat me vooral opviel tijdens de dagen dat we in de Médoc waren, waren de voordelige wijnen.

Bordeauxwijnen hadden of hebben nog steeds een beetje een imago-probleem (kort samengevat: óf ze zijn heel duur, óf ze zijn zuur en dun). Door overproductie (vaak een gevolg van populariteit) was de kwaliteit van de meeste wijnen niet zo hoog. Ook zijn de wijnen uit de Médoc vaak nogal droog van smaak: ze hebben wel ‘fruit’, maar ook relatief veel tannines en zuren. Dat komt vooral door de gebruikte druiven (vooral Cabernet Sauvignon) en het gematigde klimaat. Toen de wijnmarkt overspoeld werd met wijnen uit de Nieuwe Wereld, die vaak een stuk minder droog zijn en meer fruitaroma’s hebben, kreeg de goedkopere wijn (lees: alles onder Cru Bourgeois, dus verreweg het grootste deel) uit Bordeaux het moeilijk.

Inmiddels kan je vaststellen dat dat onterecht is. Misschien heb ik een gelukkige hand van kiezen, maar vrijwel alle Bordeauxwijnen die ik deze zomer kocht (in de Franse supermarkt) waren goed te drinken. De duurste wijn kostte €10, de goedkoopste nog geen €5. De rode wijnen kwamen allemaal uit de appellaties Médoc en Haut-Médoc. Bij wit viel me Entre-deux-Mers op. Typisch zo’n gebied dat vroeger enige faam had, en waarvan je nu zou denken dat het vergane glorie is, als je niet beter zou weten. Uiteraard ben ik niet objectief, of anders gezegd, ik hou nu eenmaal van Bordeauxwijnen (want ik houd van Cabernet en van droog), maar deze wijnen bieden zeker aan tafel (bij het eten) veel waar voor hun geld.

IMG_E1182

Daarnaast maakte ik kennis met een aantal zoete witte wijnen uit minder bekende gebieden als Sainte-Croix-du-Mont en Cérons, allebei in de buurt van de beroemde en dure appellatie Sauternes. Uiteraard zijn die wijnen van nog geen €10 per fles (in Frankrijk) niet zo verfijnd als die van hun (veel duurdere) beroemde buren, maar net als bij droog wit en rood viel me de goede kwaliteit van de wijnen op. Kwaliteit die in combinatie met de prijs voor een boel drinkplezier zorgt. Je hoeft er ook niet iets duurs bij te eten, gewoon een stuk paté met brood, of haal iets zoetzuurs bij de Chinees of misschien wel Indiër. Uiteraard kan je zo’n wijn ook drinken bij desserts met fruit en taart.

Het heeft overigens wel zin om bij het kopen van Bordeaux-wijnen in de Franse supermarkt te letten op het oogstjaar. Veel niet-chique wit kan je het beste zo jong mogelijk drinken (dus nu liefst oogstjaar 2018). Sommige voordelige witte wijnen met relatief veel Sémillon in de blend (>30%) kunnen wel ruim een jaar ouderen.
Voor wat betreft rood speelt het oogstjaar een nog grotere rol. Dat zijn we misschien niet meer gewend door de Australische en Chileense wijnen uit de Nederlandse supermarkt, die jaar-in-jaar-uit dezelfde kwaliteit hebben en die meestal een of twee jaar oud zijn (daarna zijn ze vaak uitverkocht en komt er een nieuwe jaargang).
Veel rode Médoc die nu wordt aangeboden is uit 2016, een heel goed jaar, maar de wijn is nu nogal jong, lees: tannineus. Uit 2015 kwam ik niet veel betaalbaars tegen. Dat jaar was een topjaar voor Médoc, en die wijnen zijn grotendeels al verkocht of worden blijkbaar in minder mate via de supermarkt verkocht. Het jaar 2014 kom je vaker tegen. Dat was ook een goed jaar, en die wijnen zijn nu meestal op dronk. 2013 was daarentegen iets minder van kwaliteit, dus daar loop je meer risico, dat wil zeggen: kans op meer zuren en tannines en minder fruitige wijn. Hetzelfde geldt voor 2012 en 2011. Ook kan het geen kwaad om te letten op medailles op de fles, waarbij vooral het concours van Parijs telt. De medailles van vele lokale concoursen zijn minder betrouwbaar is mij opgevallen. Vaak vind je tegenwoordig ook waarderingen van Franse wijngidsen bij of op de flessen. De aanbevelingen van de supermarktketen zelf zou ik wat minder serieus nemen, daar spelen commerciële belangen waarschijnlijk een rol.

Een goed moment om Franse wijnen te kopen in Frankrijk is tijdens de vele Foires aux Vins in de grote supermarktketens, die meestal van half september tot begin oktober duren (het verschilt uiteraard per vestiging en per regio – kijk hiervoor op de website van de supermarkten). Het aanbod, zeker van Bordeauxwijnen, overtreft vaak met gemak het assortiment van je lokale wijnspecialist. Als je graag hele goede (en dure) Bordeaux koopt, is de Foire aux Vins ook ‘the place to be’. Ik herinner me nog een pallet Chateau Mouton-Rothschild à €395 per fles in de Auchan te Roncq (tussen Lille en de Belgisch-Franse grens). Op bovenstaande foto zie je een pallet wijn voor de Foire aux Vins in de supermarkt van Pauillac (ja, ik was er dus iets te vroeg).

Goed wijnproeven kun je natuurlijk in de chateaus (vaak op afspraak), al loop je dan het risico dat je niet zonder aankoop de deur uitgaat. Een goede plek om de wijnen uit de Bordeaux (dus niet alleen de Médoc) te drinken, is in de Bar à Vin in de stad Bordeaux. De eigenaar van de wijnbar is het Conseil Interprofessionnel des Vins de Bordeaux, die de marketing van de wijnen uit de streek tot een van haar belangrijkste taken rekent. Je drinkt er (dus) al een goed glas wijn vanaf €2,00. Ook de hapjes zijn lekker en betaalbaar.

Om een beetje in de sfeer te komen kun je de officiële, informatieve en eigentijdse, net niet te hippe website bekijken van het Conseil: www.bordeaux.com. Dat net-niet-te-hippe proef je terug in de wijnen. En ook de stad Bordeaux zou je zo kunnen typeren. Of als eigentijds met veel gevoel voor het verleden, maar niet traditioneel.

LMWTE2195

Sherry maakt herrie

Voor wie het nog niet wist: ik ben tegenwoordig actief onder de naam Sherryman (voor wie dat allang wist: hieronder vind je een wijnspijstip met de witte wijn Albariño).

Niet langer wilde ik ter promotie van de meest onderschatte wijn ter wereld slechts erover schrijven en praten. Het werd tijd om los vinos de Jerez actief aan de man & vrouw te brengen. Dus ik verkoop nu sherry’s van een aantal zeer goede bodegas en organiseer sherryproeverijen en workshops.

Voor meer informatie zie mijn website: www.sherryman.nl

Tot ziens in Sherryland!

Op dit blog zal ik zo nu en dan een stukje publiceren, als ik over wijn of wijn bij het eten – anders dan sherry – iets te melden heb.

Voor wie dat geklets over sherry bijna te veel wordt: hier volgt een wijnspijstip!

Onlangs maakte ik de in natte kranten (zien is geloven) gebarbecuede rode poon met citroengras, koriander en knoflook volgens een recept uit de hier eerder geprezen BBQ-bijbel van chefkok Julius Jaspers. Het in natte kranten grillen zorgt ervoor dat de vis langzaam gaar wordt (in ruim 20 minuten, afhankelijk van het type barbecue) en dat alle sappen van vis en kruiden bewaard blijven. Een delicate manier om vis te bereiden tijdens een bbq-sessie! Erg lekker erbij: Albariño, dat is witte wijn uit Galicië (een regio in Noord-West Spanje), gemaakt van de gelijknamige druif. Fris, rijp, delicaat, Riesling-achtig, met opwekkend citrusfruit dat mooi aansloot bij het citroengras in de poon. Goede Albariño is redelijk goed verkrijgbaar in Nederland. Het is niet de voordeligste Spaanse witte wijn, want de druiventeelt in het vochtige klimaat van Galicië is arbeidsintensief. Reken op minimaal €10. De beste Albariño’s kosten nog een stuk meer – ook in Spanje is de wijn populair en niet goedkoop.

Erwtensoepwijn

Restsuiker

Nu het erwtensoepseizoen geopend is, rijst de vraag: wat drinken we erbij? Als je trek hebt in wijn, kan ik kort zijn: Grauburgunder, alias Pinot Gris. Zoek een beetje stevige versie – de mijne kwam uit de Pfalz in Duitsland, maar in de Elzas maken ze ook goede. Check het alcoholgehalte op het etiket om te weten of ‘ie stevig is. De grauburgunder, die relatief veel suiker bevat, haalt gemakkelijk 13%, en in goede jaren en/of warmere wijnregio’s vaak meer. De grauburgunder die ik dronk bevatte 14% alcohol. Vaak is er dan ook nog suiker over die niet werd vergist (zogenoemde restsuiker).
Grauburgunder of pinot gris behoort dus niet tot de droogste witte wijnen. Maar juist die restsuiker doet het goed bij de erwtensoep, die ook een beetje zoet is (door het zetmeel van de erwten). En de grauburgunder deed het misschien nog wel beter bij de katenspek die ik erbij serveerde – met roggebrood uiteraard.

AHI_434d50323633383936_1_LowRes_JPG

Pinot grigio

Pinot grigio is de Italiaanse benaming van pinot gris of grauburgunder. Wijnen van pinot grigio uit Italië zijn meestal lichtvoetiger (minder alcohol en meer zuren, dus frisser) dan hun Franse of Duitse tegenhangers. Dat kan ook lekker zijn, maar niet als erwtensoepwijn.

 

Fino, Riesling en Paulliac : 3 x Droog

Drie combinaties van (zeer) droge wijn met oesters, zuurkool en kaas.

Onlangs speelde ik weer eens sommelier tijdens een diner met gerechten die ik als chef-kok zelf maakte. Schrik niet, het was gewoon thuis, ik ben geen restaurant begonnen. Min of meer toevallig koos ik drie droge tot zeer droge wijnen bij de gerechten. Droog betekent hier: weinig suiker. Dus droog in tegenstelling tot zoet en niet tot nat! ‘Weinig’ is een relatief begrip, maar denk aan 0 tot 10 gram suiker per liter.

Fino En Rama Bodegas Urium

Eerste wijn – na de borrel – was de Fino ‘En Rama’ van Bodegas Urium. Fino, fijne wijn uit Jerez inderdaad. Deze fles hadden we afgelopen zomer gekocht tijdens een bezoek aan deze kleine maar en zeer fijne bodega. Het werd tijd om ‘m open te maken. Deze zeer droge sherry (hij bevat vrijwel geen suiker) presteert uitstekend bij voedsel uit de zee. Ook bij olijven en jamón ibérico trouwens. Ik serveerde er dit keer oesters bij die op drie verschillende manieren waren ‘bereid’. Een keer met een drupje gin en een lucifertje komkommer, een keer met chorizo-olie, ‘chorizokaantjes’ en olijf en een keer met (een heel kleine hoeveelheid) kimchi. Deze voortreffelijke fino is rijk aan smaak. Hij is van het type ‘en rama’ dat ‘aan de tak [van de wijnstok]’ betekent, wat je figuurlijk moet zien, dus in de trant van ‘puur’. Dat houdt in dat de wijn in whisky-termen min of meer straight from the cask is. De oesters waren echter nogal dominant aanwezig in de combinatie met de wijn. Dat kwam voor een groot deel door de toevoegingen. Volgende keer serveer ik ook de oesters ‘en rama’ met hooguit gemalen peper of een drupje tabasco. De oester met gin en komkommer combineerde het best met de fino. Ik vond die bereiding sowieso het lekkerst.

Riesling Trimbach

Voor bij de zuurkool braadde ik fazant aan en stoofde die daarna mee met de zuurkool (die à l’Alsacienne werd gestoofd, met spekjes, ui, wortel, laurier, jeneverbes en wijn). Ik wilde er graag Riesling bij serveren: een klassieke combinatie. Thuis had ik die niet liggen en de dichtstbijzijnde Riesling was een Trimbach 2013 uit de Elzas. Die werd het dus. Ik had deze wijn twee jaar geleden een keer gedronken en wist dat hij zeer droog is. Eerlijk gezegd vroeg ik me af of hij goed bij de zuurkool met fazant zou passen. Maar het bleek dat dit niet voor niets een klassieke combinatie is. De zuurkool is nogal zuur zoals de naam zegt (er zaten uiteraard geen gekkigheden in als rozijnen of ananas), dus dat ging prima met de wijn die zoals goede Riesling betaamt ‘hoog in zijn zuren zat’, of in gewoon Nederlands: nogal zuur was. Zuur maar op een lekkere manier: fris! De fazant vraagt niet om meer suikers – een minder droge stijl Riesling uit Duitsland of eveneens uit de Elzas zou best kunnen maar het is niet nodig. De wijn was reeds vier jaar oud, en had een mooi kenmerkend aroma van petroleum, kerosine of hoe noem je dat (lees dit deskundige artikeltje voor meer uitleg over deze geur, waarover nogal wat discussie is in wijnland).

Haut-Bages-Libéral

Daarna was het net als bij het voorgerecht de wijn die de keuze van het gerecht bepaalde. Graag wilde ik een keer een Bordeaux uit 2006 openmaken – een jaargang waarvan ik een paar wijnen heb liggen. Omdat het hoofdgerecht om iets anders vroeg, ging deze Château Haut-Bages-Libéral dus bij het nagerecht. En wat kan je dan beter als toetje kiezen dan een aantal Nederlandse harde kazen, in dit geval van koe, geit én schaap. Jaargang 2006 krijgt 87 punten van wijngoeroe Robert Parker en is volgens hem  ‘early accessible’. Tevens staat Bordeaux 2006 bekend als ‘klassiek’, of ook wel als ‘a very tricky vintage’ (Decanter). Dat betekent meestal dat de wijnen niet zo goed zijn als in de beste jaren, en nogal wat tannines kunnen bevatten. De wijnen kunnen dan overkomen als ‘hard’ of ‘stug’ en in ieder geval als droog (weinig rijpe fruittonen). Pauillac schijnt het in 2006 over het algemeen het beste te hebben gedaan van alle regio’s in de Médoc. En deze Haut-Bages-Libéral was dan ook helemaal niet slecht (je mag ook wel wat verwachten van zo’n Grand Cru Classé, nieuwprijs nu ongeveer 40 euro).  Wel droog, maar dat geeft niks bij kaas. Ik vond de tannines ook niet storend, redelijk zacht zelfs en de wijn was goed op dronk.

Weg met zoet

Ik wil niet zo ver gaan dat deze ‘3 x Droog’ de start vormt van een campagne in de strijd tegen het steeds zoeter worden van voedsel en drank (denk aan het toevoegen van suikers, glucosestroop of zoetstof aan allerlei producten, met als gastronomisch dieptepunt – vind ik – de Nederlandse frietsaus, die zoet is in tegenstelling tot echte mayonaise). Maar toch. Het is iets om over na te denken.

IMG_E5613.JPG

Sardines, zalm en jodenhaas

Onlangs combineerde ik drie wijnen met zelfgemaakte gerechten. Het waren succesnummers. Daarom is het tijd voor drie concrete wijnbijhetetentips.

Sardines met sherry

De eerste: gemarineerde (verse) sardines met amontillado. Voor wie het niet weet, amontillado is een type sherry – simpel gezegd: het is oude fino. Fino is in Nederland waarschijnlijk de bekendste droge stijl sherry, bekend van merken als Tio Pepe van Bodegas Gonzalez Byass. Als je fino lang laat rijpen, verdwijnt de gistlaag in het sherryvat, die de wijn beschermt tegen oxidatie. Na het verdwijnen van de gistlaag, gaat de wijn oxideren. Dit proces duurt meestal jaren. Amontillado is donkerder van kleur dan fino, meestal honingachtig lichtbruin – of amber zoals men dat in wijnkringen vaak noemt. Door de rijping is hij intenser van smaak, vaak met iets van noten en gedroogde zuidvruchten, maar zeer droog en met duidelijk aanwezige zuren.
Een dergelijke wijn verdient een gerecht met intense smaken. Die vind je bij de gemarineerde, rauwe sardines. Deze vis is familie van de haring en leent zich goed voor een snelle ‘inmaak’ in olijfolie, sojasaus, vissaus, lente-ui , geraspte sinaasappelschil en sinaasappelsap (24 uur marineren; recept uit ‘De zomer op tafel’ van Stéphane Reynaud). De sinaasappel geeft frisheid en fruitigheid aan het gerecht, die goed combineren met de amontillado, die hierdoor ook zijn bescheiden fruitige kant laat zien. Het klinkt wellicht wat kinky die combinatie van sinaasappel met rauwe vis, maar het pakt goed uit. De rauwe, vissige smaak wordt getemperd door de citrusvrucht.
De amontillado was er één van La Cigarrera, een oude, klein bodega uit 1758 in Sanlúcar de Barrameda. Zij maken vooral manzanilla, Sanlúcars tegenhanger van fino, maar ook een kleine hoeveelheid andere stijlen sherry. Deze amontillado heeft een lichte ziltigheid, die goed past bij de sardines, maar ook tonen van citrus – later las ik dat Ruben Luyten van de voortreffelijke website sherrynotes.com onder andere ‘orange peel’ in de wijn rook. Kijk, dat is nou een mooi voorbeeld van wine and food pairing: één van de gebruikte ingrediënten uit het recept komt terug in de aroma’s van de wijn. Sherryschrijver Peter Liem noemt deze amontillado ‘creamy and nutty’. Dat nootachtige verbaast ons niet, maar dat de wijn ook romig is (veel glycerine?) – naast de pittige zuren – komt hier in een combinatie met een vette vis als sardine goed uit.

gemarineerde sardines
gemarineerde sardines

Gerookte zalm met Bordeaux

De tweede: koudgerookte zalmfilet met witte Bordeaux (Château des Tourtes, een AOC Blaye Côtes de Bordeaux in dit geval). tourtes_prest_blanc-600x550Zelf koud roken van vis had ik nog niet eerder gedaan. ‘Barbecuekoning’ Julius Jaspers legt in zijn BBQBijbel uit dat het supersimpel is. En inderdaad: op zijn manier kost het weinig moeite. De vis wordt niet alleen ‘koud’ gerookt, bij een relatief lage temperatuur, maar ook kort (ik deed het in 30 minuten, Julius doet het in slechts 15 – hangt van de hoeveelheid rook af). Een aanrader, want de zalm smaakte uitstekend. Je moet ‘m wel even een nacht vantevoren in de koeling leggen met een ‘rub’ van suiker, zout, citroen- en sinaasappelrasp (daar is het weer).
Bij lichtgerookte, semi-rauwe zalm zou een frisse witte wijn met wat houtrijping goed passen, had ik bedacht (hout bij de rooksmaak, frisheid bij de vissmaak, zuren bij het visvet). Ik had nog een witte Bordeaux van 100% Sauvignon liggen, een cuvée prestige zelfs, wat waarschijnlijk betekent dat hij wat houtrijping genoten heeft. Inderdaad: na vergisting op hout rijpte de wijn nog negen maanden op hout. Dat hout deed het goed bij de rooksmaak van de vis. De citrus in het gerecht proefde je beter door de citrus van de Sauvignon Blanc. Een goed voorbeeld van hoe een wijn de smaak van een gerecht kan versterken.

Jodenhaas met Garnacha

De derde: op houtskool gegrilde jodenhaas met Habitat Red van Torres. De Habitat (ook in wit) is een jonge telg uit de grote familie van Torres-wijnen. Torres is één van de bekendste wijnproducenten van Spanje. Oorspronkelijk uit Catalonië, maar momenteel maken zij wijn in meerdere regio’s van Spanje, in Californië en in Chili. Torres heeft een uitgebreide reeks wijnen, van de bekende Viña Sol (wit) en Sangre de Toro (rood), beide € 7,99 bij Gall & Gall, tot en met de Grans Muralles uit de appellatie Concha de Barberà in Catalonië (€ 74,99). Met de Habitat komen zij tegemoet aan de groeiende vraag naar biologische wijnen. De wijnen zijn uitgebreid gecertificeerd door Catalaanse en Europese instanties. Overigens werkt Torres al ruim 25 jaar zonder chemische bestrijdingsmiddelen, maar blijkbaar wilden ze ook een officieel biologische wijn op de markt brengen – wellicht om hun groene kant duidelijker te laten zien.
De rode Habitat is gemaakt van Garnacha en Syrah (verhoudingen vertelt Torres niet). Beide druiven staan garant voor een kruidige wijn met een donkerrode kleur en volop sap. De wijn is beetje gepeperd ‘in de neus’, maar ook in de smaak. Dat komt wellicht door het hoge alcoholgehalte van 14,5% – wat overigens verder niet stoort: de wijn is mooi in balans. De wijn rijpt voor Spaanse begrippen kort op eikenhouten vaten, zes tot acht maanden. Dat hout is niet Amerikaans, de traditionele Spaanse keuze, maar Frans en voor 20% nieuw. Je zou kunnen zeggen dat de wijn modern is in houtgebruik en (daardoor) in fruitigheid, sappigheid en drinkbaarheid.
Een wijn die dus aardig wat smaak en kracht heeft: dat vraagt om een stevig gerecht. Rood vlees van de bbq in dit geval. Gegrild op de gloeiende kolen volgens aanwijzingen uit de BBQBijbel  – dus eerst de as wegblazen met ‘de föhn van de vrouw’ zoals Jaspers dat noemt, nadat je het vlees heb ingesmeert met een pittige rub van gerookt paprikapoeder, zwarte peper, chilivlokken en – verrassend genoeg – venkelzaad. Dit gepeperde kruidenmengsel deed het goed bij de stevige wijn (zo komt dat alcoholgehalte nog van pas!), die ook geen enkele moeite had met de geroosterde smaak van het vlees. Leuk detail is natuurlijk het Spaanse paprikapoeder (pimentón) in de rub, dat een landgenoot ontmoette in de wijn. Het venkelzaad gaf in de verte een hint van anijs, die aansloot bij de wijn. In ieder geval waren mijn tafelgenoten zeer te spreken over de wijn bij het eten.
De Habitat Red is dus lekker, maar met zijn € 11,99 is de prijs-kwaliteitsverhouding niet erg gunstig. Nou ja, dat certificeren kost ook wat, moeten we maar denken.

BBQBijbel

%d bloggers liken dit: